In België is er sinds 2005 een ‘basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden’. Zowel de gedetineerden die definitief veroordeeld zijn, als de in verdenking gestelden in voorlopige hechtenis, vallen onder het toepassingsgebied van deze wet.
De geïnterneerden behoren in principe niet tot deze doelgroep.
Artikel 167 stelt echter dat de bepalingen van de wet, op enkele uitzonderingen na, toch van toepassing zijn op de geïnterneerden in afwachting van de wettelijke regeling van hun rechtspositie.
De Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden is belangrijk om verschillende redenen:
Kortom, de Basiswet is essentieel voor het waarborgen van een humane, transparante en rechtvaardige behandeling van gedetineerden, en draagt bij aan de modernisering en verbetering van het gevangeniswezen in België.
Het algemene uitgangspunt van de basiswet is dat de gedetineerde het recht verliest te gaan en staan waar hij wil, maar dat hij zijn andere rechten moet kunnen uitoefenen.
De vrijheidsbeneming houdt met andere woorden enkel een beperking in van de vrijheid van komen en gaan zonder dat andere politieke, burgerlijke, sociale, economische of culturele rechten worden ontnomen die niet onlosmakelijk met de vrijheidsbeneming verbonden zijn.
In de basiswet wordt ook het recht op onderwijs en vorming gegarandeerd.
Tot hiertoe ontbrak iedere wettelijke regeling omtrent de rechten en plichten van gedetineerden en moest men zich baseren op een kluwen van omzendbrieven en ministeriële besluiten. Onvermijdelijk leidt dergelijke situatie tot onduidelijkheden, misverstanden en kans op misbruik. Bovendien stond de versplinterde normering een doordachte visie op de gevangenisstraf en het leven binnen de gevangenis in de weg.
Sinds vele jaren werd dan ook geijverd voor een wettelijke regeling van de rechtspositie van gedetineerden. De nieuwe wet legt nu de rechten en plichten van gedetineerden vast en richt externe en onafhankelijke organen van toezicht op.
De geschiedenis van de formele rechtspositie is zeer kort samen te vatten: er is er nooit één geweest. Slechts vanaf de jaren ’80 is men er vanuit de overheid over beginnen denken. Vanaf 1997 is men beginnen te werken aan een basiswet die acht jaar later, 2005, uiteindelijk wet is geworden.
Niettemin konden gedetineerden op verschillende wijzen klachten indienen.
Wanneer er een inspectie (bijvoorbeeld door de Liga voor Mensenrechten, het Europees Comité ter Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing,..) konden gedetineerden mondeling klagen, of via het bezoek en de briefwisseling kon een klacht neergelegd worden.
Een recht is dit echter niet omdat er heel weinig waarborgen zijn dat er aan de klacht een gevolg zal gegeven worden. Meer nog, collectieve klachten zijn verboden en ongegronde klachten kunnen een tuchtsanctie met zich meebrengen.
Ook de gedetineerden gaven dit aan: men kan bij de directeur, via het bezoek of tijdens een inspectie een klacht neerleggen, maar velen twijfelen aan de effectiviteit ervan.
Gedetineerden konden ook beroep doen op klachtmogelijkheden in het kader van de algemene rechtsbescherming:
– de vordering van de strafrechter kon ingesteld worden in geval dat een gedetineerde het slachtoffer was van een misdrijf;
– de burgerlijke rechter kon gevorderd worden om een schadevergoeding te bekomen; voor hoogdringende gevallen staat de vordering in kortgeding open;
– tegen onrechtmatige beslissingen van de penitentiaire administratie was een beroep bij de Raad van State mogelijk en er was tevens de mogelijkheid tot het indienen van een klacht bij het Europees Hof voor de rechten van de Mens, dit indien de nationale rechtsbronnen uitgeput zijn.
De grote oplossing voor het gebrek aan een goede formele rechtspositie voor gedetineerden ligt in de Basiswet van 2005, voluit de Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden. Voor alle duidelijkheid, dit betreft enkel de interne rechtspositie van de gedetineerden.
In de basiswet staat een goed uitgetekende klachtprocedure, ook al ligt er anno 2023 reeds een voorstel tot aanpassing op tafel.
Er zijn twee toezichtsorganen: één Centrale Toezichtsraad voor het hele land en een Commissie van Toezicht voor elke gevangenis. Zij kijken toe op de gevangenissen, de behandeling van gedetineerden en kunnen adviezen aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers geven.
Daarnaast zijn er twee commissies die instaan voor de klachten en betwistingen van gedetineerden: de Klachtencommissie en de Beroepscommissie. Deze laatste behandelt de beroepschriften tegen de uitspraken van de Klachtencommissies.
Er zijn intussen heel wat aanpassingen geweest aan de basiswet.
Zo sprak men in de initiële versie van :
Minstens één werkend lid van de zittende magistratuur, één geneesheer en één advocaat zijn lid van de Commissie van toezicht.
Al snel moest men vaststellen dat dit geen haalbare kaart was en zwakte men dit artikel af naar ;
§ 2. Elke Commissie van toezicht telt onder haar leden ten minste :
1° twee personen die houder zijn van een diploma master in de echtswetenschappen;2° een arts.
Ook deze paragraaf vonden we terug in de initiële wet :
Elke Commissie van toezicht bestaat uit tenminste zes leden en uit een gelijk aantal plaatsvervangende leden. Ze worden voor een termijn van vier jaar, eenmaal hernieuwbaar, door de Koning benoemd, na de voorzitter van de Commissie van toezicht en de voorzitter van de Centrale Raad daarover gehoord te hebben.
Dit werd het in de huidige wet :
De leden van de Commissie van toezicht worden, na schriftelijk advies van de voorzitter van de Commissie van toezicht, door de Centrale Raad benoemd voor een termijn van vijf jaar, die tweemaal hernieuwd kan worden en die begint te lopen vanaf de aanwijzing.
Enkele terminologiën en verduidelijkingen
Soorten misdrijven:
In het Belgische strafrecht bestaan er drie soorten van misdrijven: overtredingen, wanbedrijven en misdaden.
Overtredingen zijn het minst erg, misdaden zijn het ernstigst.
Het onderscheid tussen deze verschillende soorten van misdrijven is belangrijk omdat de ernst van de feiten bepaalt voor welke rechtbank de verdachte moet verschijnen.
Een handeling kan pas als misdrijf of strafbaar feit worden beschouwd wanneer ze uitdrukkelijk zo in de wet beschreven is.
Een misdrijf op heterdaad is een misdrijf (dat kan een overtreding, een wanbedrijf of een misdaad zijn) dat ontdekt wordt op het ogenblik dat het wordt gepleegd.
Een overtreding is de lichtste vorm van misdrijf. Ze wordt bestraft met een gevangenisstraf van maximum zeven dagen of een geldboete.
Het is meestal de politierechtbank die zich uitspreekt over overtredingen.
Voorbeelden van overtredingen:
– nachtlawaai
– openbare dronkenschap
– inbreuken op het verkeersreglement
– …
Een wanbedrijf kan bestraft worden met een gevangenisstraf van minimum acht dagen en maximum vijf jaar of een geldboete van ten minste 26 euro te vermenigvuldigen met de opdeciemen.
Het systeem van opdeciemen bestaat erin een geldboete te verhogen met een in de wet voorzien coëfficiënt die regelmatig wordt aangepast aan de huidige waarde van het geld.
Het bedrag van de opdeciemen ligt nu vast op 50, dat wil zeggen dat het bedrag van de geldboete met 6 moet worden vermenigvuldigd om te komen tot het werkelijk te betalen bedrag van de boete.
Het is de correctionele rechtbank die uitspraak doet over wanbedrijven.
Ook de poging tot het plegen van een wanbedrijf is strafbaar. De straffen hiervoor liggen lager dan voor het wanbedrijf zelf.
Voorbeelden van wanbedrijven
– Diefstal
– Misbruik van vertrouwen
– Oplichting
– Slagen en verwondingen
– …
Misdaden zijn de meest ernstige misdrijven. Een misdaad is strafbaar met een celstraf van minimum vijf jaar, dwangarbeid of een geldboete van minstens 26 euro te vermenigvuldigen met de opdeciemen.
Het is het Hof van Assisen dat zich uitspreekt over misdaden.
Ook de poging tot het plegen van een misdaad is strafbaar. De straffen hiervoor liggen lager dan voor de misdaad zelf.
Voorbeelden van misdaden
– Aanranding van de eerbaarheid van een minderjarige
– Verkrachting
– Moord etc
Vrijheidsstraf : opsluiting, hechtenis, gevangenisstraf, militaire gevangenisstraf, vervangende gevangenisstraf en de internering van ter beschikking van de regering gestelde recidivisten, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten.
Internering : De rechter kan u interneren als u een misdrijf pleegt en een psychische stoornis hebt waardoor u onvoldoende controle hebt over uw acties. U wordt dan opgenomen in een psychiatrisch centrum of vult de internering op een andere manier in.
De internering heeft 2 doelen:
– de juiste zorg geven
– de maatschappij beschermen.
De rechter kan overgaan tot internering als de 3 voorwaarden hieronder vervuld zijn:
1. U hebt een misdrijf gepleegd dat de lichamelijke of psychische integriteit van anderen aantast of bedreigt.
2. U lijdt op het moment van de beslissing aan een psychische stoornis die uw beoordelingsvermogen of de controle over uw acties wegneemt of ernstig aantast.
3. De kans bestaat dat u opnieuw strafbare feiten pleegt (recidivisme).
Als de rechter vermoedt dat u in aanmerking komt voor internering, dan kan het een psychiatrisch deskundigenonderzoek aanvragen. Dat onderzoek is een vereiste om tot internering te kunnen overgaan.
Besluiten de deskundigen dat u aan de 3 voorwaarden hierboven voldoet? Dan kan de rechtbank op basis daarvan besluiten om de internering uit te spreken.
Tijdens de gerechtelijke procedure laat u zich verplicht bijstaan door een advocaat.
Tijdens het deskundigenonderzoek mag u zich door een dokter laten bijstaan.
Als de rechter overgaat tot internering, dan beslist de Kamer voor de Bescherming van de Maatschappij (KBM) hoe die internering zal verlopen.
Bijvoorbeeld:
– Opname in een forensisch psychiatrisch centrum: u bent dan verplicht om daar te verblijven.
-Vrijlating op proef: u moet een aantal voorwaarden naleven. Bijvoorbeeld dat u zich in een gespecialiseerde instelling laat opnemen en behandelen.